27.12.13

verreden november

De godgloeiend gevoelige plaat

En weer
Bleef de naald
Hangen

Al dat gehang, geween en gesteun
gejammer, gebeen en gekreun
al dat huilen, snikken en ijlen
snotter eens op
jammer je buiten
want hier binnen is geen ruimte
voor jouw hypocriete traan
je krokodil met volle lever
van het zuipen uit mijn kraan

ik ben geen xenofoob
juist jij jaagt alles weg
ik hou van constructief
jij lacht, schreeuwt, hoont weer weg

voor jou mag de wereld in een hoekje
gaan huilen
en wij ons allen samen schuldig
voelen
en doorgaan doorgaan en
maar ik neem je niet aan
ik zal je weerleggen met mijn leven

24.12.13

G-station

define birth: pre/mature ejaculation

modern ideas on beauty

I can be very pretty ON A PHOTOGRAPH.
I do feel really shitty BUT I HAVE CAMOUFLAGE.

krstgdrcht


Ik geloof niet dat een doel ooit haar middelen kan heiligen. Dat betekent immers dat de middelen een heiliging nodig hebben, oftewel: dat het niet in de eigen aard aanwezig is. Heiliging is dan ook, zoals zoveel rituelen met een religieuze connotatie, een hypocriete onderneming. Iets is wat het is van zichzelf, en als iets de ware aard van een doel kan blootleggen, is het wel de verzameling aan middelen die ertoe ingezet dienen te worden. Middelen en doelen zijn in ware, niet toegedekte aard altijd in strikte harmonie met elkaar verbonden.

 

Dus als je in je zuurheid de wereld zuur benadert, ben je in harmonie. Als je anderen onrechtvaardig beoordeelt omdat je meent dat het systeem van de moderne wereld waarin je leeft jou fundamenteel onrecht aandoet, dan ben je in harmonie. Maar het lijkt me dan wel heel vruchtbaar om te kijken naar andere doelen en andere middelen, andere beginstellingen om je leven waarlijk en kritisch op te proberen te bouwen. Niemand kan zichzelf immers beter scheppen dan de mens. (En dat je je soms tot middelen moet wenden die je niet al te groots zinnen, soit, daarover struikele men niet al te hard anders komt men nergens.)

22.12.13

zak


I wanna be a couch potato. Staring at my screen with no activity to fear.
Clicking away or happily zapping along. Minding the move, remaining fat and strong.

22.11.13

slaaptekort lietanietje

ik heb een geest

springlevend

als een matras.

ik veer terug

als ik val

maar alleen dan.


ik heb je nodig

Litanie

ik heb een geest

open

als een moeras.

ik verzink mezelf erin

en trek me aan m'n haren

naar de bodem.

nóg dieper

en deze keer

zonder adem.

9.11.13

nagelaten vervolg

De kroketten in het restaurant
zijn aan de kleine kant.

De hoeveelheid poep die ik produceer
verbaast mij telkens weer.


(...)

Natuurlijk doe ik geen recht aan het hele gedicht waaruit die eerste twee regels stammen; je kunt het opzoeken en er zó de achtergrond en betekenis van vinden die de dichter er mogelijk in gelegd heeft. Maar het is wel mijn reactie op het eeuwige onvolledig aanhalen van die twee regels in het middelbaar onderwijs; sterker nog, als ik er zelf nu niet mee aan de haal was gegaan, had ik nu niet eens geweten dat Cornelis Bastiaan Vaandrager deze regels had geschreven als tweede deel van een drieluik. Ik stuur een opgeheven vinger naar al die onderwijsmethoden die deze twee regels misbruiken om de vraag "wat is poëzie?" te stellen, en terloops de werkelijkheid geweld aandoen.

4.11.13

ongelijmde mozaïekbak van archaïsch lijddenken


Bartholomeusnacht, van gruweldaden verminkt gesproken siste hij tussen half gesloten lippen de daden die zijn brein teisterden. De vonken sprongen zonder terughoudendheid tussen zijn synapsen op en neer, en zo moet het voelen om alle kwaadaardige kwellingen onder je oogleden uit te voelen glippen, de wereld in, buiten machte om terug te draaien wat al gebeurd is en buiten machte om tegen te houden wat zeker nog zal volgen. En erger nog: machteloos tegenover het actuele plaatsvinden van aandoend leed dat overal instroomt en uitkolkt en via alle verbindingen overal binnenrolt, plaatsen opeist, ze vervolgens vernietigt, en verscheurd en gebroken achterlaat. Het aanhoudend marcheren van machtsvertoningen roept een weerzin aan macht op die des te machtelozer maakt omdat slechts macht het lijkt te vermogen macht te breken; macht staat niets anders toe. Ondergraven, hoe ondergraven, waarmee, waarom eigenlijk? Om het drama, de lijdenstheaters en de treurnis resoluut en met liefde de luchtwegen te ontnemen. Een vrije adem die woekert ten koste van niets, mag dat eindelijk eens iets anders dan gebakken lucht zijn? Wordt er nog meer dan iets geschreven, iets gedaan, opgesprongen, harmonieus tegen de wind in geroepen stormen-bezwerend? Kan de rede eindelijk liefdevol zegevieren over al het zure, al het bittere, al het lethargische, zeikerige, betweterige, oervervelende, stilstaand drassige ongezond niet-stromende vaarwater der blauwkijkend oogontwijkend harenklievend zelfbevestigend drabwezen dat de ander en zichzelf laatdunkend tot onontkoombaar uitschot van het hele al bestempelt?


Het leedwezen kijkt me nog eens getergd aan en gaat dan weer de gang op, de hort in en de heg over. Ik raaskal vrolijk verder met slagzinnen die geen slagingspercentage kennen omdat ze nooit meegenomen worden in de uiteindelijke overweging. Maar toch staan ze er, en laten niet alleen mij verward en onbevredigd achter. Maar op hun beurt laten wij ze achter, onaf, onuitgesproken en zonder actie als reactie. Het raaskallen kent haar plek: buiten de samenleving, in gestichten, achter tralies en onder omheiningen door richting kelders vol niet te vergeten vergetelheid. Altijd achter en om ons heen huilt de wind haar woorden en zoeken we troost in de magie van verplaatsing en achterlaten - voor even maar zo lang mogelijk. De confrontatie gaat heus wel komen, staat eigenlijk nooit stil - verplaatst zich richting voordeur via achterlangsgangetjes en zal je altijd raken omdat je niet anders zou moeten willen, uiteindelijk. Uiteindelijk. Uiteindelijk. Uiteindelijke bezegeling van het aldoordraaiende en krommende, nooit verzwichtende altijd oplichtende en verduisterende hellen van het vlak waarlangs altijd rolt het immer verkrampte onleesbare gemeander van banentrekkerij.

Wie dit leest is gek. Hou toch op zeg.

20.10.13

herfsttij, van het kapitalime ofzoiets


Rood dwarrelt naast geel neer terwijl bruin groen streelt in het afdalende voorbijgaan.

In de herfst blijkt een veelkleurige samenleving spontaan en moeiteloos gestalte te kunnen krijgen.

Harmonieus stort alles naar beneden en rot gezamenlijk weg tot grondstof voor nieuw leven.

9.10.13

citaat vol zin

Soms voelt iemand zich onvolledig terwijl hij alleen maar jong is.







Italo Calvino, in De Gespleten Burggraaf (Il visconte Dimezzato), p.113 uit de uitgave onder mijn neus

24.9.13

Gatenkaas

Mijn kennis is een gatenkaas
hij snijdt graag plakjes
en deelt zich bescheiden uit

zijn vriend, die kan er ook wat van
't is dan ook echt 'n koekepan
deelt spiegeleieren uit als zoete broodjes

over mijn toonbank gaat de waar
en als de voorraad op is
zeggen we gewoon dat oneindigheid
maar een bedacht en overschat concept is

14.9.13

De dennen maar weer

ze zwalken en zwieren hun ramranke halzen door het hele ongekende universum
standplaatsgebondenheid
my ass

welig tierend en wroetend
plaats ik mijn ene voet maar weer
voor mijn andere

14.8.13

Open Sollicitatie

Ik ben het hoekje kleur op je palet dat vaak links ligt maar onmisbaar blijkt voor een uitgebalanceerd totaalplaatje.

Ik ben de europallet onderop de stapel: je komt er zelden mee in aanraking, maar uiteindelijk ligt de rest er toch een treetje hoger door.

Ik ben het vals plat in je koers: je eindzege stelt meer voor.

En als puntje bij paaltje komt, ben ik je nieuwe werknemer.

11.8.13

Nescio

De koele wind woei om ons heen. De zee ruischte klagend, de zee, die klaagt en weet niet waarom. De zee spoelt verdrietig aan 't land. Mijn gedachten zijn een zee, ze spoelen verdrietig aan hun grenzen.









Een nieuwe tijd zou aanbreken, nog konden wij groote dingen tot stand brengen. Ik deed mijn best 't te geloven, héél erg mijn best.






uit TITAANTJES

Nescio

Hoyer had zich voorgenomen allerlei gemeene dingen te schilderen. In een tijdschrift had-i een artikel gelezen over de sociale taak van den kunstenaar, hij was er nu achter. Hij begon een dispuut met Bekker over de hei. Het was mirakel geleerd. Hij probeerde Bekker te overtuigen, dat 't verkeerd was zich af te zonderen van de wereld en naar die hei te gaan, waar-i toch nooit naar toe zou gaan. Een kunstenaar behoort te staan midden in 't moderne leven.
    Van mij wilde Hoyer weten hoe ik er over dacht. Ik zei maar, dat ik er nooit over gedacht had. Ik begreep ook niet wat-i wilde, hij wist 't immers, waarom moest-i nu nog weten hoe ik er over dacht.
    Alleen Bavink zei niets, hij zat met z'n kin op z'n knieën en ontving de zon in z'n hart. De zon was nu zoo plat als een suikerboon en dof rood, hij was bijna weg.
    Hoyer kon er niet bij blijven zitten. Hij sprong op en nam Bekker mee. Zij wandelden langs 't strand, in de verte hoorden we Hoyer schreeuwen, blijkbaar wond-i zich op. Bavink en ik bleven nog even zitten, toen drentelden wij zachtjes achter hen aan. 't Leek me niets leuk een levensbeschouwing te hebben, Hoyer schreeuwde zoo.

uit TITAANTJES

26.7.13

Nescio

(...)Een portretje liet i mij zien; een grijnzend doodskopje, het dochtertje van een werkman uit een glasfabriek. Zeven kinderen gehad, vijf dood, het zesde stierf terwijl hij er in de kost lag, daar was dat portretje van. Daar hatti leeren kijken, gezien wat werken was. Geld uitgeven hatti altijd verdomde leuk gekund, anderen brachten 't op. Te sappel hatti zich gemaakt. Socialist had i willen worden. Voor z'n brood hatti gewerkt, voortgejaagd was i, voortgejaagd en gedrukt door menschen en de noodzakelijkheid zooals al die anderen. Nachten hatti gewerkt: om één, twee uur was i in Amsterdam van kantoor thuisgekomen en daarna hatti opgezeten, gepiekerd, gepend, heele romans hatti geschreven en de paperassen verbrand.
    Wat kon i doen? Wat bereikten ze met hun allen? Te sappel hatti zich gemaakt, gloeiende speechen, woeste artikelen hatti gefantaseerd, terwijl i op kantoor zat en werkte voor den handel van zijn baas, hard werkte en iedereen zich verwonderde over de massa's werk, die i verstouwde. De wereld was blijven draaien, draaide precies zooals altijd, zou wel blijven draaien zonder hem. Te sappel had i zich gemaakt. Hij was nu wijzer. Hij trok er zijn handen van af. Er waren kooplui genoeg en schrijvers en praters en lui die zich te sappel maakten, meer dan genoeg.
    En altijd zaten ze in angst ergens voor en hadden verdriet ergens over. Altijd waren ze bang ergens te laat te komen of van iemand een standje te krijgen, of zij kwamen niet thuis met hun tractement, of hun plee was verstopt, of ze hadden een zweertje, of hun Zondagsche pak begon te slijten, of de huur moest betaald worden; dit konden ze niet doen hierom en dàt moesten ze laten daarom. In zijn jongen tijd was i nog zoo dom niet geweest. Een sigaartje rooken, een beetje kletsen, wat rondkoekeloeren, je verheugen in het zonnetje als 't er was en in den regen als 't er niet was, en niet denken aan den dag van morgen, niets willen worden, niets te verlangen dan af en toe wat mooi weer.
    Je kon 't niet volhouden. Dat wist i wel.

uit DE UITVRETER

12.7.13

vrij vormelijk


eenduidig
kan meer zeggen
dan enkelvoud wil verbloemen:

veelvuldig en onbesproken
blijft open buiten
bereik

geen zin in voorschriften


geen zin
om iemand te beleren
of beletteren

een zin
voorgelezen uit eigen werk
wordt niet verstaan
als hun leven al omschreven is (door hen)

voorlezen uit eigen schrift
wordt niet ontcijferd
als hun hand
anders krult met lussen

om
zinnig voor te dragen uit eigen werk
moet de wil erg sterk zijn
een beetje blind voor andermens
-al is het maar een moment-
en men al enigszins voorschreven leven

dat
  is             niet
waarvoor     letters
mij           het
mooiste
toe
-
schijnen

9.6.13

men zage wel


vooral in de avond
ben ik er
maar dát zijn
mag best wat minder (sic)

men zegt immers
dat dat een mooie allegorische beschrijving is
voor achter dingen aanlopen
of tegen het einde zitten
of een laatste hand schudden
een beetje wuiven is dat eigenlijk
of een reflectief punt bereiken
met veel uitzicht naar achteren
en een mogelijkheid om dat laatste stukje voor het donker nog wat licht te maken

15.5.13

Quoting Quota going up

Quoting, or, citing, Moondog, on his 1969 album 'Moondog', the epigram prelude to Minisym #1:

the only one who knows the sums of words is just a token
is he who has a ton to tell
but must remain unspoken

4.5.13

modern commentaar


Langs de zijlijn
bewogen schimmen mee
met de gedaantewissel
van het samenspel

in een oogopslag
was alles veranderd
in een momentopname
stond naast de zijlijn het spel

dat gespeeld moest worden
door iedere onverlaat
met verlatingsangst

zij werden het veld opgedreven
met een kwast in de hand
om de zijlijn te herzien

23.4.13

de genen die

Voor al degenen die regelmatig gemakzuchtig met dat slappe riedeltje aan komen zetten over de genetische bepaaldheid van o.a. ons egoïstisch gedrag:

"As an organic system for processing information, the brain evolved to permit human beings to adapt to complex environments by acquiring new knowledge and developing new behaviour patterns, rather than adapting genetically to unstable environments through the slow process of natural selection."

Je kunt zelf de volgende stappen in deze prachtige gedachtegang naar imaginatieve hartelust invullen. Het citaat is afkomstig van S. Ryan Johansson, in 'The Brain's Software: The Natural Languages and Poetic Information Processing', gevonden in het boek(je) 'The Machine as Metaphor and Tool', ISBN 3-540-5516-0 / 0-387-55816-0.

2.4.13

En zo ging de orale traditie de annalen in.


Een science fiction.

 
We hebben het nog redelijk lang volgehouden, deze toestand van relatieve geweldloosheid. Maar het kostte tranen met tuiten, want we zagen anderen lijden onder ons afweergeschut. Nu richten we dan eindelijk de pijlen op onszelf, radeloos en natuurlijk geheel per ongeluk. Het is ook allemaal zo complex geworden. We weten niet meer waar de ander begint of waar we zelf ophouden door die voortschrijdende globalisatie. Soms lijkt het bijna één pot nat. Maar voordat we juichend kunnen beginnen over het slagen van de multiculturele assimilatie, blijkt de nattigheid een troebele, diffuse poel te zijn. Ver van de oersoep staan we daar dan met onze gulzige pollepels. We hadden het ook wel aan onze wateren kunnen voelen, dat tussen onze tenen krioelde van de beestjes.

Nu praten we niet meer met elkaar maar tegen naarstig gesloten deuren die stiekem, wellicht soms hoopvol ook, kieren. We luisteren elkaar af en noteren wat we echt wilden horen. Verhalen worden gedistilleerd en opgeslagen in grote vaten met borrelende soepen die allemaal oergezond zouden moeten zijn. Het ware luisteren lijkt echter ver achter ons, en omkijken past niet in de trend van het altijd-vooruit. Dus raken we elkaar met flarden vertaalbaarheid, via media die nooit geheel de lading kunnen dekken van wat er te zeggen zou kunnen zijn.

Ik leg mijn oor te luister en hoor het ruisen van de kachel, zonder te beseffen dat de stemmen die hoorbaar zijn allang zijn opgenomen in de wind die  vanuit het noorden aan kwam zetten en windstreken kiest à volonté. Niet dat zij iets te kiezen heeft, zij waait ook maar wat. Dat maak ik op uit de onverstaanbaarheid: ik ben een vertaler, of beschouw mezelf tenminste als zulks. Een bar slechte ook, want men kan het niet leren uit boekjes, en alles dient toch geleerd te worden uit boekjes. Nee, dat is niet waar. Zo traag als we kennis opslurpen die niet past in de structuur van ons grote verhaal, zo voorzichtig, tastend en afwachtend loop ik langs muren en leidraden waar ik mijn perspectief op kan botvieren. Zonder aarzeling worden vervolgens knopen doorgehakt die even daarvoor nog door anderen met veel moeite gelegd zijn. Zó een slechte vertaler ben ik. Maar voor de verandering gaan we nu een knoop leggen die te mooi is om warmbloedig doorgehakt te kunnen worden. En dat begint zo.

17.3.13

brick me de bek niet open

ik kijk om me heen en zie
muren wijken naar nog meer muren
en achter die muren het buurthuis van mijn verbeelding
dat schimmig staat
tussen de ijzeren wil van roestige metselaars
die uit mijn zijde kruipen en mij belagen, beschermen

Deel 3: De Kat in de Zak

Schrijver P. Drinstede was vergelijkbaar met een kat: zodra hij minder werd aangehaald, ging hij van de weeromstuit tegen iedereen mauwen.

Tijd Voor Nieuwe Kost

Ik raak er maar niet over uitgesproken: de woorden die ik blijf schrijven blijven woorden die wanhopig naar iets proberen te verwijzen dat ik met mijn maar al te woordelijk verstand maar niet binnen bereik lijk te krijgen - misschien is het er zelfs in de verste verte niet, maar is er slechts mijn wil om dat te creëren wat iets behoeftigs moet kunnen vullen. Maar wat? Wat, vraag ik je dan. Wat, zeg ik je dan. Wat! roep ik uit, boven elke vertwijfeling verheven dat er met herhaald en volumineus hameren een "dat" moet verschijnen. Het lijkt gaandeweg op een ritueel, op een herhaald gebed met het oog op verlossing, een wil tot zingeving waar ik het liefst direct afstand van zou willen nemen. Het stof blijft nu aan de vieze woorden kleven: een simpel blazen werkt niet meer.

6.3.13

plus twee


1
we hebben er twee zwanen bij
in ons uitzicht op

vanuit het kader van rustiek rottend raamkozijn
ranken de halzen boven gemoedelijk geschuifel


2
en ik kijk met gedraaide nek
hoe ze samen bijna het hartje vormen
dat de mens zo'n mooi gebaar vindt

maar voor hen niets betekent
 
zij zijn toch al duidelijk samen?


3
de meerwaarde is er niet:
de optelsom begint in het midden

en het gelijkheidsteken
behoeft geen aanwezigheid


1
we hebben twee zwanen
die ons zicht op groen en blauw verrijken
en mijn gedachten mee uit wandelen nemen
ins Blaue hinein

Hij wist niets, zeker.

28.2.13

end note


I hesitate, and you are gone before I can finish my sentence. The words will never leave you again, but you still leave us with words in these times. Your sentences were never finished yet beautifully complete. If only for you, I'll hesitate some longer, but then again I'll also leave unfinished sentences lying around more often on unmarked strips of light, in an effort to speak out more.

 

What Kind of Times Are These

There's a place between two stands of trees where the grass grows uphill
and the old revolutionary road breaks off into shadows
near a meeting-house abandoned by the persecuted
who disappeared into those shadows.

I've walked there picking mushrooms at the edge of dread, but don't be fooled
this isn't a Russian poem, this is not somewhere else but here,
our country moving closer to its own truth and dread,
its own ways of making people disappear.

I won't tell you where the place is, the dark mesh of the woods
meeting the unmarked strip of light—
ghost-ridden crossroads, leafmold paradise:
I know already who wants to buy it, sell it, make it disappear.

And I won't tell you where it is, so why do I tell you
anything? Because you still listen, because in times like these
to have you listen at all, it's necessary
to talk about trees.

Adrienne Rich, 1995

14.2.13

opmaat

Bezig met mijn dagelijkse routine van "sta op en loop" produceer ik alvast een keten van woorden ter voorbereiding op een dag van gezonde verbale diarree.

7.2.13

totzichopzicheninzichopnemen-eenuitzicht


Ik word vader zei de mens en stootte zichzelf van de troon der vergetelheid
krabbend achter zijn oren keek hij verblijd naar de groeiende moeder in spe
lopend over treden die stegen en daalden tegelijk golfde het leven
van opwinding tegen de dijken opgeworpen als zijn kunnen
en trad buiten de oevers om meer land te bevruchten en rulle grond
om te woelen en van stevigheid te voorzien
opdat er beter over gelopen kan worden en de veerkracht van wederzijdsheid
alleen maar toe zal nemen en uitwaaieren
samen met de voorziene onvoorspelbaarheid van alle dingen
die we zo mooi niet kunnen benoemen maar willen omarmen

een onbeschreven blad

Lang geleden schreven mensen op papier dat nu nog bewaard wordt in rollen of gebundeld in vellen tegen een rug die gebogen en stijf van het recht staan tegelijk is. Waarom schrijf ik dit? Het kost toch geen papier dus het kan geen kwaad. Het zuigt wel energie van de lezer, die er te laat achter komt dat dit nergens heen gaat, en zijn of haar frustratie hieromtrent binnen een onbepaald tijdsbestek op iets anders zal botvieren. Mijn welgemeende excuses aan dat andere iets. Zo gaan die dingen dus.

16.1.13

De heer Wolf

zette graag zijn tanden in een malse mensenbout,
maar alleen met uitdrukkelijke toestemming van de gebetene.
Vegetariër in 's heerenswil.

5.1.13

workindistress - dec 2012


het wordt tijd om chocolade letters te kopen
en te gaan schrijven

ook dat later,
later, ook
hoogste tijd

kruipt en sukkelt van het hellend vlak
bekaf van het gapen

naderhand
die tijd kwam er bekaaid vanaf
-qua schrijven en letters dan-
maar de chocolade stroomde binnen
en vond haar weg zoals nu ook dat, wat later
en nog wat hoger op het hellend vlak
en wat meer in balans
blatend tegen de gaap
in pogingen wijsheid te verwoorden,
met zekerheid kruipt waarheen het niet anders gaan kan
Dat, waarvoor altijd ruimte is in het ongewisse.