11.8.13

Nescio

Hoyer had zich voorgenomen allerlei gemeene dingen te schilderen. In een tijdschrift had-i een artikel gelezen over de sociale taak van den kunstenaar, hij was er nu achter. Hij begon een dispuut met Bekker over de hei. Het was mirakel geleerd. Hij probeerde Bekker te overtuigen, dat 't verkeerd was zich af te zonderen van de wereld en naar die hei te gaan, waar-i toch nooit naar toe zou gaan. Een kunstenaar behoort te staan midden in 't moderne leven.
    Van mij wilde Hoyer weten hoe ik er over dacht. Ik zei maar, dat ik er nooit over gedacht had. Ik begreep ook niet wat-i wilde, hij wist 't immers, waarom moest-i nu nog weten hoe ik er over dacht.
    Alleen Bavink zei niets, hij zat met z'n kin op z'n knieën en ontving de zon in z'n hart. De zon was nu zoo plat als een suikerboon en dof rood, hij was bijna weg.
    Hoyer kon er niet bij blijven zitten. Hij sprong op en nam Bekker mee. Zij wandelden langs 't strand, in de verte hoorden we Hoyer schreeuwen, blijkbaar wond-i zich op. Bavink en ik bleven nog even zitten, toen drentelden wij zachtjes achter hen aan. 't Leek me niets leuk een levensbeschouwing te hebben, Hoyer schreeuwde zoo.

uit TITAANTJES

No comments: