15.2.19

We gaan weer.

We duikelen van volle zinnen in flarden:
van proza naar poëzie
en het is allemaal non-fictie, het is het binnenste overal aanwezig, buiten

Zo hadden we grip, meenden te begrijpen, bezagen en beoordeelden, wisten onze plaats of het gebrek daaraan,
nu twijfelen we weer terecht aan alles en besluiten:
We gaan die scheidslijn niet meer hanteren,
niet meer zeggen: hier is dit, daar ben jij, ik ben ik
wellicht komen we elkaar nog eens vaker tegen

als we niemand tegen ons aan voelen blijven komen gaan we dood
zonder buiten geen binnen
geen scheidslijnen meer verzinnen
die we niet vol kunnen houden
geen poging meer ons groot te houden
gewoon alles eruit
en buiten? buiten mag blijven bestaan, bedolven onder ons
buiten zal altijd blijven bestaan, buiten ons
wij kunnen niet buiten ons buiten
wij zijn alleen maar buiten
en voelen toch alleen maar binnen, overal
daarom: geen scheidslijnen meer uit onze duimen zuigen
laat de duimen nuttige dingen doen
laat de vingers duwen tegen andere vingers
laat de oren hangen naar andere oren, duwen, overlooptrechters van elkaars zang
overlooptrechters van jou naar mij en van mij naar jou en weer terug
steeds door mezelf zie ik jou en jou en jou
we zien en voelen en horen en we zijn zo visueel dat we niet bemerken
dat we niet alles kunnen zien maar dat we moeten voelen
om te kunnen zien
het zit dieper tussen onze oren,
we moeten naar beneden reiken met ons hele wezen

En dan komen er misschien weer hele zinnen boven drijven, langzaam maar met iets dat aan zekerheid lijkt te grenzen. We kunnen ons weer wankel op onze benen verwoorden, verwonderen, bedenken dat we ook gewoon
verder kunnen gaan

na een stilte, twijfelen,
ook dat is geluid, ook dat is iets

We zijn alleen maar in iets en met iets, nooit niets, het niets ligt buiten ons, dit wat buiten ons ligt is wat ons ook iets maakt, maar toch maakt dat het niet iets van ons. Een randbepaling, hooguit, hooguit. Hooguit. We zijn gegrepen door randen. Het is ons hele wezen. Steeds worden we er op teruggeworpen. Daarna lopen we er even van weg, tot er weer horizon verschijnt. Zonder horizon is er geen landschap, zo hebben we onszelf geleerd. Wil men niet met een horizon leven, dan laat men de dood volledig toe in het leven. Dit blijkt niet mogelijk. Men verdwijnt als onmogelijkheid buiten mijn gezichtsveld. Men is niet wat ik zoek. Ik zoek.

7.2.19

Träumerei 2

Mats Eilertsen Trio - Paradox

Meteen in de body van het verhaal
Van links naar rechts zijn Harmen Fraanje achter de piano, Mats Eilertsen aan de contrabas en Thomas Strønen tussen zijn drumstel en percussiviteiten bezig het besef van ruimte en tijd te doen vervagen en tegelijk scherper dan ooit het gevoel van bestaan op te wekken en te doen groeien. Ik ben weer eens alleen naar een concert. Mats Eilertsen masseert zijn instrument tot volle wasdom, Harmen Fraanje drukt en laat zijn vingers met gevoel naar de juiste plekken glijden en Thomas Strønen streelt en deelt liefdevol felle tikken uit die geen pijn doen maar wel een "ah!" ontlokken aan de zaal.

Wat gebeurt hier? Er zijn drie mensen aan het praten, ze praten tegelijk, ze praten door elkaar. Maar ze luisteren tegelijk, ze luisteren door elkaar naar elkaar, ze doen dit terwijl ze praten, en wat ze zeggen is wat ze horen, en wat ze horen, zeggen ze in hun eigen woorden naar de anderen. Het is meteen, het is met vertraging, het is soms al vooraf, want ze weten van elkaar wat ze het liefste zeggen op welke momenten. Ze kennen elkaar (en toch verrassen ze elkaar, en verheugen ze zich op elkaars woorden). Ze fluisteren, delen blikken door wimpers, grijnzen tot aan de oren. Ze vertellen allemaal hun eigen verhaal maar het is meteen ook hun gezamenlijke verhaal. Je zit op een stoel in de zaal, kunt luisteren en overal tegelijk zijn. Terwijl je je verwondert over de woorden van Harmen, word je opgeslokt door het hypnotiserende epos dat Mats je schenkt en raakt Thomas je precies op de juiste momenten aan door een accentuering of door even een volledig ander pad te kiezen om op door te fluisteren, oreren en prevelen.

En weet je wat het mooie was? Er werd op deze momenten geen woord gesproken. De klanktaal was heer en meester en dame en meesteres en man en meisje en vrouw en jongen en kind en junior, senior, tijdloos, geslachtsloos, maar nooit neutraal. Hier overstroomde passie de zaal en nam haar mee, werd het podium de muze voor het leven van de luisteraar. De lyrische romantiek, sutbiele ritmiek en felle emotie van Harmen Fraanje, bij Mats Eilertsen wederom de lyriek, samen met een gevoel voor groove, minimalisme en uitbundigheid waarbij de contrabas van top tot teen werd ingezet, en de ascetische Thomas Strønen met stokjes, kwasten en nog meer stokjes die rinkelde, gleed, roffelde en vloog, zweefde, stuiterde, opdreef en suste: hier was virtuositeit een wapen in de meest capabele handen: handen die liefde kennen en niet bang zijn op een podium volledig open te vouwen en ieder mens tot meer mens te maken.

Epiloog
En dan loop ik weer naar huis met in mijn jaszak twee albums om thuis na en na en na te kunnen genieten. Ik gaf Mats Eilertsen een hand en bemerkte dat hij, meer nog dan de contrabassist die alles deed met zijn instrument en dan nog een beetje, een warm mens was. Toen nam ik de albums. Nu loop ik. Ik zie een man in een hoekje buiten de regen rommelen met schamel bezit in een plastic tas en had gewild dat ik hem mee had kunnen nemen naar dit concert, naar het gevoel van dit concert.