26.7.13

Nescio

(...)Een portretje liet i mij zien; een grijnzend doodskopje, het dochtertje van een werkman uit een glasfabriek. Zeven kinderen gehad, vijf dood, het zesde stierf terwijl hij er in de kost lag, daar was dat portretje van. Daar hatti leeren kijken, gezien wat werken was. Geld uitgeven hatti altijd verdomde leuk gekund, anderen brachten 't op. Te sappel hatti zich gemaakt. Socialist had i willen worden. Voor z'n brood hatti gewerkt, voortgejaagd was i, voortgejaagd en gedrukt door menschen en de noodzakelijkheid zooals al die anderen. Nachten hatti gewerkt: om één, twee uur was i in Amsterdam van kantoor thuisgekomen en daarna hatti opgezeten, gepiekerd, gepend, heele romans hatti geschreven en de paperassen verbrand.
    Wat kon i doen? Wat bereikten ze met hun allen? Te sappel hatti zich gemaakt, gloeiende speechen, woeste artikelen hatti gefantaseerd, terwijl i op kantoor zat en werkte voor den handel van zijn baas, hard werkte en iedereen zich verwonderde over de massa's werk, die i verstouwde. De wereld was blijven draaien, draaide precies zooals altijd, zou wel blijven draaien zonder hem. Te sappel had i zich gemaakt. Hij was nu wijzer. Hij trok er zijn handen van af. Er waren kooplui genoeg en schrijvers en praters en lui die zich te sappel maakten, meer dan genoeg.
    En altijd zaten ze in angst ergens voor en hadden verdriet ergens over. Altijd waren ze bang ergens te laat te komen of van iemand een standje te krijgen, of zij kwamen niet thuis met hun tractement, of hun plee was verstopt, of ze hadden een zweertje, of hun Zondagsche pak begon te slijten, of de huur moest betaald worden; dit konden ze niet doen hierom en dàt moesten ze laten daarom. In zijn jongen tijd was i nog zoo dom niet geweest. Een sigaartje rooken, een beetje kletsen, wat rondkoekeloeren, je verheugen in het zonnetje als 't er was en in den regen als 't er niet was, en niet denken aan den dag van morgen, niets willen worden, niets te verlangen dan af en toe wat mooi weer.
    Je kon 't niet volhouden. Dat wist i wel.

uit DE UITVRETER

12.7.13

vrij vormelijk


eenduidig
kan meer zeggen
dan enkelvoud wil verbloemen:

veelvuldig en onbesproken
blijft open buiten
bereik

geen zin in voorschriften


geen zin
om iemand te beleren
of beletteren

een zin
voorgelezen uit eigen werk
wordt niet verstaan
als hun leven al omschreven is (door hen)

voorlezen uit eigen schrift
wordt niet ontcijferd
als hun hand
anders krult met lussen

om
zinnig voor te dragen uit eigen werk
moet de wil erg sterk zijn
een beetje blind voor andermens
-al is het maar een moment-
en men al enigszins voorschreven leven

dat
  is             niet
waarvoor     letters
mij           het
mooiste
toe
-
schijnen