23.9.18

Ik sluit (dit)

In mijn huis groeien de demonen tegen de muren omhoog terwijl ik weet dat ik mezelf en mijn huis levend verbrand als ik mijn lippen sper. Liever nog het vuur waaraan ik nooit zal kunnen ontsnappen, dat mij nu al verteert in de complete duisternis van mijn woning. Ik kies mijn woorden zorgvuldig, opdat ik er niet op aangesproken zal worden op zo'n wijze dat ik mij in het gevaar begeef. Met deze afbakening kies ik opnieuw voor een muur. De mogelijkheid tot een open bestaan die ik mijzelf voorhield is onmogelijk gebleken. Ik brand al. Als ik schrijf, zal dat elders zijn.

14.9.18

Ik ben koud en verward en zoek verlichting onder de zon en bij andere warmtebronnen.

- De mens