10.7.09

Nog een stuk met de nachttrein.

p. 319 - 320

Hij had zich immers afgevraagd of de ziel eigenlijk wel een domein van feiten was of dat de vermeende feiten slechts de bedrieglijke schaduwen van onze verhalen zijn die wij over anderen en onself vertellen. (...) Het ging er in het innerlijk van de mens veel gecompliceerder aan toe dan onze schematische, slordige verklaringen ons willen wijsmaken. (...) "We zijn gelaagde wezens, wezens vol onmetelijk diepe plekken, met een ziel van ongrijpbaar kwikzilver, met een gemoedsgesteldheid waarvan kleur en vorm veranderen als in een caleidoscoop die voortdurend wordt rondgedraaid."
Dat klonk, had hij ertegen ingebracht, alsof er dus in verband met de ziel toch sprake was van feiten, maar wel erg gecompliceerde feiten.
"Nee, nee, we kunnen onze verklaringen tot in het oneindige verfijnen en zouden het toch helemaal verkeerd hebben. En het verkeerde was nu juist de veronderstelling dat er waarheden te ontdekken vielen. De ziel is puur een bedenksel, ons meest geniale bedenksel, en de genialiteit ervan zit in de suggestie, de overweldigend plausibele suggestie, dat er aan de ziel iets te ontdekken valt alsof het om een deel van de echte wereld gaat. De waarheid is heel anders: we hebben de ziel uitgevonden om een gespreksonderwerp te hebben, iets waarover we kunnen praten als we elkaar tegenkomen. Stel je voor dat we niet over de ziel konden praten: wat zouden we dan met elkaar moeten beginnen? Het zou een ramp zijn!"

No comments: