9.6.20

hij praatte tegen zijn muur

Hij praatte tegen zijn muur, al leek die zinloos in ondoorgrondelijkheid. Raampjes bleven raampjes, en bestonden omdat er een muur was. Hij zei dingen als


Wat als deze ik, die steeds struikelt, het niet verdient zo dicht bij jou te mogen zijn dat hij je mag kwetsen? Hij weet wat pijn doet, kan zichzelf daarin verdragen zo lijkt, zonder te accepteren dat hij onwillend en wetend die pijn herhaalt. Maar hoewel jij aangeeft hem te kunnen accepteren, kun je hem ook verdragen? Nee, niet kunnen: hoeven. Je hoeft hem niet te verdragen. Dat wel doen is jouw keuze, en ik begrijp het als keuzes opnieuw gemaakt worden. Dat is mijn onwillige keuze.


maar veranderde dat iets aan de muur? Wie was hij ten opzichte van die muur? Wie was toch dat onveranderlijke vlak waaraan hij niet kon ontkomen? Was hij getrouwd met zijn eigen eeuwigheid, gebonden tot aan de dood? Kon hij nooit eens langer loskomen dan even turen door een raam en zich verwonderen? Kon die muur niet gewoon eens wat vaker en langer, permanent, zijn rug op?

No comments: