Terwijl er in mijn oren wordt gefluisterd in deze
straatlantaarnverlichte heldere nacht, overmeestert een warm bad van weemoed
mij zonder tegenspraak te dulden. Op het reële gevaar af dat ik ervan beticht zal
worden de meest gangbare vervoeging van het mooie woord 'pathos' in gedachten
te roepen, omschrijf ik wat ik zie: ik zie een oude man onzeker op de benen
eenzaam over de stoep schuifelen, ik zie een meisje onwillekeurig uit
zelfbehoud over haar schouders kijken naar de voetganger achter haar (ik), ik
zie een auto waaruit elk moment een belager kan springen het meisje toch
voorbij sukkelen. Ik zie geen uitgestoken handen en geen contact en wil mijn
handen uitsteken. Ik sta stil, zie geen directe nood en loop toch weer door. Ik zie mezelf niet, maar
zou vast in het rijtje passen. Ik vraag me af wat we aan het doen zijn, maar
zie ook weer de vriendelijke grijns op het gezicht van de man als ik hem voorrang
verleen op de parkeerplaats. Wat is dit warme bad waar ik me geen raad mee weet?
Dat weer oplost om te verschijnen wanneer het haar zint? Wat is deze
overrompeling die wél het leven opnieuw doet voelen maar vreet aan ons
binnenste? (Een boekwerk, dat is het, een werk dat nog geschreven moet worden.
Steeds opnieuw.)
20.9.17
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment