19.5.20

Losse eindjes


We beginnen gesprekken en ronden ze nooit af.

29.3.20

wij proberen

wij proberen te omkaderen
       maar de dingen blijven
                             schuiven

rechtlijnig blijven wij
   vrijheid in definities
                        gieten

en wij weten dit, soms
    maar het verlaat ons
                        continu

daarom: blijf
    naar buiten
             kijken

20.2.20

zijnde/iets

het is
niet erg
om te zijn
wie je bent

als je bent
is het wel
en nooit
niet

ben
blijf zijn
besta zolang je kunt
, ten volste

het is
goed
zo

20.1.20

Leven


Voor de pauze

Dit denk ik nu: je hebt mogelijk alleen verantwoordelijkheid voor jezelf en degenen die je hebt voortgebracht. En misschien ook dat niet. Maar wat nu zo is, is dat je bestaat. Als je besluit te bestaan, is het een gebod aan jezelf om te zijn. Je kunt niet half zijn. Daarom moet je ten volle bestaan. Wat betekent dat? Dat betekent dat je probeert elke kans om zo volledig mogelijk te zijn aan te grijpen. Maar je bent nooit alleen. Het betekent daarom ook dat je anderen laat zien wat bestaan volgens jou is. Dit doe je doordat je altijd zichtbaar bent - je hoeft niets te benadrukken, hoewel je je daarin vrij kunt voelen.

Je kunt je niet verschuilen voor de ander. En als je iets laat zien, beïnvloed je altijd de ander. Maar je hebt geen invloed op wat je invloed precies is. Nooit. Ook niet op je kind. Maar, zoals met je kind, probeer je ook zonder kind, omdat je bestaat, ten volle het bestaan te zijn. Je kunt immers niet anders. Bestaan is steeds opnieuw proberen je nietigheid te vergeten, te negeren, te vergeten erbij na te denken of het belang heeft wat je doet, of het zin heeft, of het ergens komt, maar tegen dat alles in vol in je leven voort te stappen. Dat is je enige optie om het onverdraaglijk(e) licht te maken. En ben eerlijk. Altijd eerlijk. En laat anderen zichzelf bepalen. Jij kunt niets voor ze doen dan te zijn. Ook voor je kind niet. Ben er.


Na de pauze

De wereld is heel groot. Jij bent heel klein. Ik ben heel klein. Eigenlijk is alles heel klein. Alles bij elkaar genomen, dat is het enige wat groot is. De rest, elk deel, is klein. Nietig klein. Wij zijn nietig. Daarom zijn wij licht. En ondraaglijk. En licht. (Het blijft een prachtige boektitel.) Wij hoeven niet alles te begrijpen. We mogen het wel willen. Daarin zijn we vrij. We zijn vrij om in onze nietigheid te genieten van alles. Om dit genieten voelbaar te maken voor de wereld. Dit is wat ik mee wil geven: dat wij klein zijn, en de wereld groot, en dat dat mooi is. Het is wat het is. En omdat het dat is, en niet anders, kies ik ervoor dat het mooi is. Ik maak het mooi, ik dwing het af op de knieën tot mooi - zelfs al kan ik niets op de knieën dwingen. Het maakt niets uit. Het is. Ik ben. Jij bent. We zijn nooit alleen, en daarom is alles mooi. Daar kies ik voor, soms tegen beter weten ingaand omdat beter weten ook niet zaligmakend is. Dat wil ik meegeven. Ook dat. En nog zoveel meer. Ik wil zoveel zijn. Ten volste.

13.11.19

duurt lang

Flard van een gesprek tussen drie jonge mannen op de fiets:

"We moeten gewoon allemaal onze bek houden. Óf we vertellen de waarheid..."

"Nee, waarom zouden we..."

12.3.19

nog geen titel

Een romance

tussen de vingers door bekeken, een romance
spleetjes waardoor je blikt naar begeerte
wijzen priemen prikken duwen
aanzwellend inhouden

stoten
trekken
omlaag terwijl je omhoog kijkt
van ver terwijl je erin wil
niet weten waar te beginnen
of waar het eindigt

niet willen eindigen
willen eindigen, euforisch

ergens aan willen beginnen
toch juist vasthouden erin blijven
rekken inademen

wanneer dan toch van tussen de vingers
welterusten wordt gefluisterd
en de romance alleen nog uit de vingers vloeit
een zucht

15.2.19

We gaan weer.

We duikelen van volle zinnen in flarden:
van proza naar poëzie
en het is allemaal non-fictie, het is het binnenste overal aanwezig, buiten

Zo hadden we grip, meenden te begrijpen, bezagen en beoordeelden, wisten onze plaats of het gebrek daaraan,
nu twijfelen we weer terecht aan alles en besluiten:
We gaan die scheidslijn niet meer hanteren,
niet meer zeggen: hier is dit, daar ben jij, ik ben ik
wellicht komen we elkaar nog eens vaker tegen

als we niemand tegen ons aan voelen blijven komen gaan we dood
zonder buiten geen binnen
geen scheidslijnen meer verzinnen
die we niet vol kunnen houden
geen poging meer ons groot te houden
gewoon alles eruit
en buiten? buiten mag blijven bestaan, bedolven onder ons
buiten zal altijd blijven bestaan, buiten ons
wij kunnen niet buiten ons buiten
wij zijn alleen maar buiten
en voelen toch alleen maar binnen, overal
daarom: geen scheidslijnen meer uit onze duimen zuigen
laat de duimen nuttige dingen doen
laat de vingers duwen tegen andere vingers
laat de oren hangen naar andere oren, duwen, overlooptrechters van elkaars zang
overlooptrechters van jou naar mij en van mij naar jou en weer terug
steeds door mezelf zie ik jou en jou en jou
we zien en voelen en horen en we zijn zo visueel dat we niet bemerken
dat we niet alles kunnen zien maar dat we moeten voelen
om te kunnen zien
het zit dieper tussen onze oren,
we moeten naar beneden reiken met ons hele wezen

En dan komen er misschien weer hele zinnen boven drijven, langzaam maar met iets dat aan zekerheid lijkt te grenzen. We kunnen ons weer wankel op onze benen verwoorden, verwonderen, bedenken dat we ook gewoon
verder kunnen gaan

na een stilte, twijfelen,
ook dat is geluid, ook dat is iets

We zijn alleen maar in iets en met iets, nooit niets, het niets ligt buiten ons, dit wat buiten ons ligt is wat ons ook iets maakt, maar toch maakt dat het niet iets van ons. Een randbepaling, hooguit, hooguit. Hooguit. We zijn gegrepen door randen. Het is ons hele wezen. Steeds worden we er op teruggeworpen. Daarna lopen we er even van weg, tot er weer horizon verschijnt. Zonder horizon is er geen landschap, zo hebben we onszelf geleerd. Wil men niet met een horizon leven, dan laat men de dood volledig toe in het leven. Dit blijkt niet mogelijk. Men verdwijnt als onmogelijkheid buiten mijn gezichtsveld. Men is niet wat ik zoek. Ik zoek.

7.2.19

Träumerei 2

Mats Eilertsen Trio - Paradox

Meteen in de body van het verhaal
Van links naar rechts zijn Harmen Fraanje achter de piano, Mats Eilertsen aan de contrabas en Thomas Strønen tussen zijn drumstel en percussiviteiten bezig het besef van ruimte en tijd te doen vervagen en tegelijk scherper dan ooit het gevoel van bestaan op te wekken en te doen groeien. Ik ben weer eens alleen naar een concert. Mats Eilertsen masseert zijn instrument tot volle wasdom, Harmen Fraanje drukt en laat zijn vingers met gevoel naar de juiste plekken glijden en Thomas Strønen streelt en deelt liefdevol felle tikken uit die geen pijn doen maar wel een "ah!" ontlokken aan de zaal.

Wat gebeurt hier? Er zijn drie mensen aan het praten, ze praten tegelijk, ze praten door elkaar. Maar ze luisteren tegelijk, ze luisteren door elkaar naar elkaar, ze doen dit terwijl ze praten, en wat ze zeggen is wat ze horen, en wat ze horen, zeggen ze in hun eigen woorden naar de anderen. Het is meteen, het is met vertraging, het is soms al vooraf, want ze weten van elkaar wat ze het liefste zeggen op welke momenten. Ze kennen elkaar (en toch verrassen ze elkaar, en verheugen ze zich op elkaars woorden). Ze fluisteren, delen blikken door wimpers, grijnzen tot aan de oren. Ze vertellen allemaal hun eigen verhaal maar het is meteen ook hun gezamenlijke verhaal. Je zit op een stoel in de zaal, kunt luisteren en overal tegelijk zijn. Terwijl je je verwondert over de woorden van Harmen, word je opgeslokt door het hypnotiserende epos dat Mats je schenkt en raakt Thomas je precies op de juiste momenten aan door een accentuering of door even een volledig ander pad te kiezen om op door te fluisteren, oreren en prevelen.

En weet je wat het mooie was? Er werd op deze momenten geen woord gesproken. De klanktaal was heer en meester en dame en meesteres en man en meisje en vrouw en jongen en kind en junior, senior, tijdloos, geslachtsloos, maar nooit neutraal. Hier overstroomde passie de zaal en nam haar mee, werd het podium de muze voor het leven van de luisteraar. De lyrische romantiek, sutbiele ritmiek en felle emotie van Harmen Fraanje, bij Mats Eilertsen wederom de lyriek, samen met een gevoel voor groove, minimalisme en uitbundigheid waarbij de contrabas van top tot teen werd ingezet, en de ascetische Thomas Strønen met stokjes, kwasten en nog meer stokjes die rinkelde, gleed, roffelde en vloog, zweefde, stuiterde, opdreef en suste: hier was virtuositeit een wapen in de meest capabele handen: handen die liefde kennen en niet bang zijn op een podium volledig open te vouwen en ieder mens tot meer mens te maken.

Epiloog
En dan loop ik weer naar huis met in mijn jaszak twee albums om thuis na en na en na te kunnen genieten. Ik gaf Mats Eilertsen een hand en bemerkte dat hij, meer nog dan de contrabassist die alles deed met zijn instrument en dan nog een beetje, een warm mens was. Toen nam ik de albums. Nu loop ik. Ik zie een man in een hoekje buiten de regen rommelen met schamel bezit in een plastic tas en had gewild dat ik hem mee had kunnen nemen naar dit concert, naar het gevoel van dit concert.

18.11.18

Een woord

Een woord is zo strikt als haar of zijn context.

Context is één woord, maar nooit hetzelfde.

Een ander woord gebruiken om in een andere context nauwkeuriger te verwijzen naar een eerder gebruikt woord: een mooi streven en beter dan de opgelegde eenduidigheid van het academisch herkauwde zogenaamd duidelijke gedefinieerde woord, gevangen in de schijnwereld van een traditie.

23.9.18

Ik sluit (dit)

In mijn huis groeien de demonen tegen de muren omhoog terwijl ik weet dat ik mezelf en mijn huis levend verbrand als ik mijn lippen sper. Liever nog het vuur waaraan ik nooit zal kunnen ontsnappen, dat mij nu al verteert in de complete duisternis van mijn woning. Ik kies mijn woorden zorgvuldig, opdat ik er niet op aangesproken zal worden op zo'n wijze dat ik mij in het gevaar begeef. Met deze afbakening kies ik opnieuw voor een muur. De mogelijkheid tot een open bestaan die ik mijzelf voorhield is onmogelijk gebleken. Ik brand al. Als ik schrijf, zal dat elders zijn.

14.9.18

Ik ben koud en verward en zoek verlichting onder de zon en bij andere warmtebronnen.

- De mens

10.8.18

Een verduidelijking

Op 5 februari begon ik dingen te zeggen als "Ik moet willen zijn om meer dan het zijn." Ik zou dat gaan verduidelijken. Op 23 februari zei ik dingen als "Een wil die niet kenbaar is naar de wereld buiten je eigen binnenvet, is dat een gevormde wil? Ik denk het niet." Niet alleen niet direct een verduidelijking, maar ik ben het er allemaal denk ik ook niet zo mee eens.

Dus ik zal mezelf niet alleen verduidelijken, ik zal mezelf ook tegenspreken. Contrasten werken ook vaak verduidelijkend. Iets duiden is al het andere proberen níét te duiden. Natuurlijk is dit strikt genomen onmogelijk. Toch doen wij dit met taal steeds - of denken wij dit te doen.

De enige wil is de wil tot zijn. Dit ten volste willen zijn, dit zijn, is het enige en het hoogste dat je van jezelf kunt eisen. Hier kunnen wij niet voorbij, en jezelf voorhouden dat je meer dan dit moet willen, is jezelf voor de gek houden. Soms levert dat mooie resultaten op, maar laten we elkaar en onszelf vooral zo min mogelijk voor de gek houden.

En wat maakt het voor mij het uiteindelijk voor verschil of mijn wil kenbaar is gemaakt naar de buitenwereld? Als mijn wil gevormd is, zal dat altijd in samenspel met de buitenwereld zijn. Dus ik hoef me niet druk te maken over het kenbaar maken. Ik bén immers in de buitenwereld, en nergens anders dan daar. Natuurlijk is het zo, dat hoe gevormder mijn wil, mijn drang tot zijn en mijn uitingen daarover, daarin en daartoe zijn, hoe groter de kans is dat er meer kenbaar en gekend is buiten mijn zelf. Maar dat is iets wat volgt, niet iets wat men na moet of kan streven. Nogmaals: laten we elkaar vooral zo min mogelijk voor de gek houden.

Momentopname

Bedachtzaam
             afzien van
          uitstellen
                 heroverwegen

Behoedzaam (behoudzaam?)
       voorzichtig
  weifelend, twijfelend, aarzelend

Mistige kop
     Helder on-weten
Rusteloosheid, scherpte uit beeld
    Gebrek aan focus
  Waar-achtig - geen flauw idee

Stilte en afzien van
Doormodderen en afzien van
  Niks doen én afzien van
Veel geslenter, weinig meters
       Géén meters meer?

2.7.18

Fragmenten b



En van de overkant van de straat scheen het hem toe dat er ook nog iemand wakker was.



Ik zal nooit arriveren zolang ik steeds maar beetje bij beetje aankom.



Het was zaak vooral te blijven typen. Het leven was pure bluf. Bluf en voortgang: zielsverwanten.



Zij prikte hem lek en hij liet dat toe. Maar onder ogen zien die consequenties, ho maar.



De mug, het is altijd de mug die tot inspiratie aanzet. Pure fictie, als een bult op zijn rug torste hij zijn fantasie met zich mee. Jeuk en krabben. Zonder krabben vergat je soms de jeuk.



Ik ben een waardeloze (vrij naar Van Ostaijen) dichter, denk ik. En dat denken van me, dat is ook knap vervelend. Maar ik vermaak me, en dat is wat telt. Wat telt, is het genot. We moeten ons doen en laten niet overschatten. Vrij van oordeel bevraag ik mezelf en betrek er soms ongevraagd mijn omgeving bij.

1.7.18

En wereld zijn

  ik wil zijn
alle blad
in toppen
- zonder vat wind,
ruisend


blad draait, schiet, wentelt
licht, lichtend, steeds daartussen

een spel een samen
een idee een wereld
  zijn wat ik zie
alleen dat
 
   blik verliezen
in beeld

18.6.18

nog een streek

Daar ergens in het landschap rijdt de bus. Ik kan het landschap niet zien. Ik kan de bus niet zien. Ik sta bij een halte. Een verlaten halte. Er is een kerk, er zijn huizen, straten, auto's, lichten, en ik ben bij de halte. Er is veel, maar toch is er leegte bij de halte, bij mezelf. Ik zweef tussen mijn afscheid en in afwachting van de bus. De bus is in het landschap. De straten ontnemen mij het zicht op het landschap. Ik romantiseer het landschap. Een gloed van ondergaande zon, een bus die verschijnt aan de horizon. De kegels van de koplampen groeien groter dan de zon. Mijn bus arriveert. Mijn bus is in gedachten groter dan zij ooit zal kunnen zijn. Het is symboliek die me overeind houdt. Zonder de bus als meer te zien dan zij is, zou de reis een lijdensweg worden. En dan maak ik een stap: ik moet hieruit concluderen dat ik een andere reis moet gaan maken. Mijn reis mag geen lijdensweg zijn als ik haar zie voor wat zij is. Dingen moeten goed genoeg zijn zoals ze zijn. Zij moeten zijn wat zij zijn en wij moeten ze zien zoals ze zijn. Niet goed genoeg, maar meer én minder dan dat: precies dat, wat zij zijn. En wat wij zijn: wij zijn daar bij en daar tussen. En wij zijn dat samen. Dus als ik fantaseer over de bus in het landschap, ben ik dat. Ik mag accepteren dat ik romantiseer. Ik mag accepteren dat ik hang aan symboliek. Ik mag mezelf accepteren én ik mag mezelf bekritiseren. Meer en minder. Ik moet meer en minder zijn.

17.6.18

redelijk degelijk

een redelijk degelijke toekomst
ik geef je mijn hand
als jij 'm neemt
dan gaan we

een redelijk degelijke
deegdroge
bloemrijke
waterafstotende toekomst
de fantasie zal snel uitdrogen in de werkelijkheid

de wereld zal zich snel verplaatsen
naar daar waar ik niet ben
en dáár zal het mogelijk zijn:
al wat ik niet kan,
of doe

al wat ik laat
is je mijn hand echt te bieden

11.6.18

Een verloren verdediging van de mug.

Terwijl ik klaar zat, toetsenbord in de hand, om de verdediging van de mug te schrijven - de mug wacht immers tenminste tot wij slapen als het even kan, tot wij rustig zijn, om ons vervolgens zo onverstoord mogelijk leeg te zuigen - zoemden er plots twee muggen om mij heen, en de verdediging viel terstond. Een jacht en twee ongenadig genadeloze klappen verder zit ik hier weer rustig. Maar de mug verdedigen, nee, dat onzalige idee laat ik even uit mijn hoofd.

8.5.18

Communicerenheefthaarkunstverloren,ismarketingenkaaldoelgeworden


Voor de tijd van het toetsenbord, voor de tijd van de boekdrukkunst, vormden wij onze letters helemaal zelf. Natuurlijk, we werden gedisciplineerd. Maar ieder had een handschrift, een vrijheid. Taal was tekenen. Nu is dat tekenen naar de achtergrond verdwenen. De focus ligt op de woorden, op de betekeniseenheden en waarnaar zij verwijzen. We leven minder in de taal zelf. Taal is minder een werkelijkheid geworden, meer een bewegwijzering.  We herhalen ons zelf. We zoeken naar woorden om ons en alles steeds opnieuw beter -preciezer- uit te drukken. Maar misschien moeten we vooral meer tekenen, en genieten van het tekenen. En daarvan leren wat wij zijn. Wat de wereld is. Wat taal is. Wat het kan zijn. Wat wij kunnen zijn.

11.4.18

between sick and slick


, there is a world of stream of consciousness (words), bonded by nothing but feeling sorry for a self that's not even half there. Oh what a pity to not spend time on solid writing but instead bounce through this misty head that's about to disconnect every second now but not ever really.

So where do we go from here?
Where do we go from here?
Any way the wind blows?
Any way the story goes?
Five stories down, up and back again?
Sleeping in the open window, feeling breezes touch and leave me. Looking out, not seeing any, feeling friends, not staying, any. Waking up, feeling absurd, another day, still the same, don't let go but let this wash. Over me, there is a glimmer, sweaty greedy little glimmer, want it all but doing nothing, want it all not doing nothing, going for the places but still staying at home, not at home anywhere, trying to, trying to, waking up the neighbours, being ignored anyway. Letting my dear ones sleep the sleep of ages, letting my dear ones near me for a second and then keeping a distance, scared and confused, attention span failing to work this out, attention span failing to work this out. Repeating myself all over again, expecting no different results but still hoping somehow.

2.4.18

Fragment /voorpublicatie


De buschauffeur vertelt een verhaal om mijn verhaal te relativeren. Het werkt, in ieder geval voor nu. Zoveel drama, dat verzin je niet. Zou ik het in een boek verwerken, dan verloor het al haar geloofwaardigheid.

Daarom vertel ik het nu, zonder het te verwerken, rauw. Zoals het op mijn dak viel en mijn gehemelte ernaar smaakte: bitterzoet, want het was het leed van een ander, iemand die het licht verdroeg bovendien, het relativeerde omdat hij toch steeds weer zou vergeten. Dit was zijn overlevingsinstinct. Jeugdtrauma's worden nooit nader toegelicht: het zijn mysterieuze dingen die blijven doorwerken op iemands leven maar waar een ander iemand nooit zomaar in mag kijken. Dat er daarna burn-outs volgden samen met suïcidaliteit, dat werd niet alleen voor de man zelf heel voelbaar maar ook voor zijn omgeving. Er moest iets gebeuren, maar was het niet al te laat - de trauma's hadden zich immers al uitgebreid genesteld? Hoe verwerkt iemand dit? Door er de tijd voor te nemen, door even een stap opzij te doen, het leven te doorbreken. Maar wat als dit niet kan? Als de aaneenschakeling dramatisch doorzet? Inmiddels is de man vader van een moeilijk opvoedbare zoon, die flink door hem en zijn oud-militaire collega's wordt aangepakt om hem op het rechte pad te proberen te houden. Dit blijkt uiteindelijk vruchten af te werpen: een mengeling van discipline en liefde die zelden goed uitwerkt. Is het dan tijd voor rust en bezinning voor hem zelf? Nee, de kinderen gaan net de deur uit, dure studietijden, veel werken. Men gunt zichzelf soms niet de tijd. En de zoon is op zichzelf, dan komen we bij de dochter aan. Meerdere tweelingmiskramen. Uiteindelijk een blinde kleinzoon. Een mens kan maar zoveel hebben voordat het lichaam zichzelf in bescherming neemt, zo blijkt: nemen wij geen pauze, dan doet het lichaam dat voor ons. Door psychoses ingegeven chronisch geheugenverlies zorgt ervoor dat de man niet meer op zichzelf kan vertrouwen. Maar hij is niet voor één gat te vangen. Als buschauffeur kan hij soms ineens niet meer weten waar hij is. Maar daarvoor zijn de navigatiesystemen. Kijk op het scherm en volg stug te aanwijzingen alsof er niets aan de hand is. Ga door, ga door, tot het niet meer kan. Maar dat moment, dat het niet meer kan, dat ligt in de toekomst. Nu is het dóór.