Tussen wat je bent en wat je wilt zijn gaapt een kloof.
(Je wil-zijn. Je wild-zijn. Nee, gewoon: wat wil je zijn?
Maar je bent al.)
Hoewel ik er soms (en soms ook vaak) moeite mee heb om 'm plat te drukken,
tegen het glas, zodat de lichaamssappen zich uitsmeren tussen het uitwendige
skelet door, walg ik regelmatig van de vlieg. Niet in de laatste plaats komt
dit doordat de gelijknamige film mij er nadrukkelijk op wees dat dit dier haar
voedsel verteert door er voor inname verterende zuren op te braken, ongeacht de status van het voedsel. Dit wil ik niet zijn. Toch
ontstaat er regelmatig een walging als ik besef wat een mens van nature is. Wij
verteren en vernietigen net zo goed op niets ontziende wijze. Ook erg is het
besef dat het mens-zijn in dit stadium van wereldmanipulatie zich nog
gruwelijker kan manifesteren dan wat slechts van nature noodzakelijk leek. Wij
braken tegenwoordig ook over ons voedsel heen voordat wij het consumeren. En
niet alleen ons beoogde voedsel is de pineut: het braken lijkt een virale
infectie te zijn die zich welhaast ongeremd uitbreidt naar alle mogelijke
takken van overlevings -en luxesport. We kotsen onszelf ook regelmatig onder op
weerzinwekkende wijze: zelfvernietiging, zelfhaat is ons niet vreemd. Haat voor
de ander hangt daar nauw mee samen. Ongenoegen, hebzucht, bezittingsdrang,
bezettingsgeschiedenissen.
Vol afkeer en walging smeer ik de vlieg uit over het glas.
De vlaag van medelijden en spijt die me normaal overvalt en soms ondraaglijk
zelfverwijtend lijkt -en me daardoor op sublieme wijze menselijk laat voelen- blijft deze keer achterwege. Ik ben weer een stuk minder mens - of een
stukje meer? Heeft het zin om zoiets te proberen te definiëren? Ik durf erop te
gokken, te hopen, van niet.
Waarom ben ik niet gewoon zoals een hommel? Vreedzaam
zwalkend van ontvankelijke bloem naar dankbare bodem.
No comments:
Post a Comment